Salvador, Canudos, Salvador

Salvador
Na een voorspoedige reis, met eerst een volle maan en daarna een opkomende zon pal voor mijn vliegtuigraampje, stond ik opeens in het midden van Salvador. Vanuit mijn kamer hoorde ik dag en nacht het geluid van vele trommels. De temperatuur buiten was precies net zo hoog als die van mijn eigen lichaam – 37 graden. En ik moest aan het werk. Dat kwam er de eerste paar dagen nog niet echt van.
Als ik na een tijd in Nederland weer in Brazilië aankom duurt het altijd even voordat ik mijn draai heb gevonden. De mensen die je de hele dag op straat aanklampen en om geld vragen – hoe ging je daar ook al weer mee om? En mijn Portugees accent, dat door mijn werk als tolk in Nederland steeds meer naar Portugal gaat klinken en steeds minder naar Brazilië, waardoor mensen me vreemd aankijken en vragen: uit welk deel van het land kom jij? En hoe er hier met tijd om wordt gegaan… het wachten… altijd weer wachten zonder dat je je eraan hoeft te ergeren… – Ik kon het vroeger zo goed, maar in Nederland verleer je zoiets snel.
Wachten hoort hier bij het dagelijks leven. Het is onlosmakelijk verbonden met alles wat je wilt doen. Als je ergens lang moet wachten betekent dit niet zoals in Nederland: “Dit is niet zoals het hoort, het duurt langer dan verwacht…” – het betekent hier: “We wisten niet hoe lang het zou gaan duren; we weten het nog steeds niet; maar hopelijk is het bijna zo ver.” En als je er na een week aan gewend bent, leer je er van te genieten. De mooiste momenten van de dag gebeuren vaak tijdens het wachten. Je ontmoet mensen, je mag getuige zijn van ontmoetingen tussen anderen, je woont scènes bij uit het dagelijkse straatleven. En dat straatleven is een wereld op zich, waar ik met groeiende interesse en plezier naar kijk en langzaam in betrokken raak. Het wachten maakt je open en ontvankelijk, omdat er niets van je gevraagd wordt behalve het “er zijn”. En dan komen de bijzondere momenten als onverwachte geschenken, die zo speciaal zijn dat je ze zelf nooit had kunnen plannen.

Salvador wordt langzaam maar zeker een steeds bijzonderere stad voor mij. Ookal ging mijn project oorspronkelijk helemaal niet over Salvador. Salvador is eerlijk gezegd het tegenovergestelde van de Sertão waar de reis heen gaat. Maar sinds een aantal dagen raak ik steeds verder verzeild in iets wat zo wonderlijk is dat ik hier waarschijnlijk langer zal zijn dan gepland. Ik kan er op dit moment nog niet meer over schrijven, daarvoor zijn de dingen nog niet helder genoeg, maar in mijn volgende brief zal ik hier zeker op terug komen. Eerst zal ik wat meer vertellen over de stad. Vanuit mijn kamer hoor ik dag en nacht het geluid van vele trommels…

Salvador is de stad van de Capoeira – een bloedmooie vechtsport van Afrikaanse oorsprong, bijna een soort dans begeleid door trommels, berimbau en zang, waarin je je tegenstander door middel van allerlei capriolen nét niet aan mag raken. Een gevecht dat helemaal draait om het niet aanraken. Er is ook geen winnaar of verliezer – een aantal mensen staat in een kring om de beide “strijders” heen, en om de paar minuten wordt één van de “strijders” door iemand uit de kring afgelost. Zodoende kan het net zolang door gaan tot niemand meer zin heeft.

Salvador is de stad van de Candomblé – een Afrikaanse natuurreligie met een Braziliaans sausje, waarin ieder mens verbonden is met een van de 12 natuurkrachten (Zee, Regen, Vuur, Lucht, Bos, Bliksem, etc) en tijdens speciale danssessies in “trance” kan raken waardoor deze natuurkracht de macht van zijn lichaam overneemt. De persoon danst dus niet meer zelf, maar de Zee, de Berg of het Bos danst via zijn lichaam. De Zee, de Berg en het Bos hebben dat dansen nodig. Als ze zich niet via de dans kunnen uiten, als ze hun overtollige energie niet via deze uitlaatklep kunnen kwijtraken, dan gebeuren er natuurrampen. Hierdoor is Candomblé een totaal andere benadering van godsdienst dan wij uit het “westen” en tegenwoordig ook uit het “oosten” gewend zijn. Het gaat niet om de Mens die redding, heling, innerlijke rust of vrede zoekt en ontvangt. De Mens in de Candomblé danst niet omdat hij dat zo graag wil. Hij krijgt er geen nieuw leven voor en hij wordt er ook in dit leven niet gelukkig, rustig of zachtmoedig van. In de dans van de Candomblé heeft de Mens helemaal niets te zeggen of te ontvangen. De Zee, de Berg en het Bos moeten dansen, en hebben een lichaam nodig om dat te kunnen doen. En een aantal mensen voelt zich geroepen om hun lichaam aan deze goden ter beschikking te stellen – om elke week een paar uur door de goden bezeten te worden. Zij doen dit niet omdat ze het zo graag willen. Ze doen dit omdat iemand het moet doen. Als niemand het doet gaat het vreselijk fout.
Candomblé is misschien wel de meest non-verbale godsdienst die er bestaat. Susanne en ik hebben vorig jaar twee langdurige Candomblé sessies meegemaakt – een lange avond, en een hele dag, in een klein plaatsje zo’n 140km buiten Salvador. We hebben er heel veel dingen gezien, gehoord en gevraagd. Het enige wat ik sindsdien weet is dat Candomblé niet aan je uitgelegd kan worden. Elke keer dat ik iets vroeg, en er een uitleg volgde, dacht ik even dat ik het begreep. Maar dan bleek al snel dat wat mij gezegd werd helemaal niet klopte met wat ik zag. Als ik dan opnieuw vroeg kwam er opnieuw uitleg, en dacht ik heel even “ah, dus zo zit het”, om vijf minuten later weer te ontdekken dat ik er niets van begreeo. Zo ging het door tot ik ophield met vragen en alleen nog maar keek.
De krachten die vrijkomen tijdens de “trance” zijn onvoorstelbaar. Het is geen lichtvoetige dans – het zijn de meest heftige lichamelijke bewegingen die je je voor kunt stellen, onvermoeibaar, zonder pauze, en met keelgeluiden die de grond bijna doen beven.
Candomblé is niet om over te praten. Je kunt het uiterlijk ervan beschrijven, maar die beschrijving doet geen recht aan datgene wat je gezien hebt. Over wat het echt is kun je niet praten, je kunt er hoogstens “omheen” praten. Candomblé wordt ook niet “gedaan”. Candomblé “gebeurt”, en wat er precies gebeurt is niet in woorden te vatten omdat het ver buiten onze woordenwereld gebeurt. Waar het gebeurt weet ik niet. Het is iets wat ik niet ken, en nadat ik het gezien heb weet ik niet of ik het verder wil leren kennen. En denk na het lezen van deze beschrijving alsjeblieft niet dat je nu iets weet van Candomblé. Jij en ik weten niets van Candomblé. Tenzij je ooit zelf bezeten bent geweest.

Salvador is de stad van de toeristen. Ze zijn vooral uit Europa en Noord-Amerika – geen Japanners of Chinezen, die komen hier niet. Ze zijn gek op het weer, het strand en de muziek; ze krijgen diarree van het eten; ze stromen naar de “Authentic Candomblé Sessions” waar je entree betaalt om een aantal verklede mensen te zien doen alsof ze Candomblé vieren; ze ergeren zich blauw aan het feit dat alles hier niet zo snel gaat als thuis; en op elke straathoek staat een politieagent of agente om te voorkomen dat ze beroofd worden.

Maar bovenal is Salvador de stad van het slavenverleden. Onder de markt bij de haven is een groot onderaards gewelvencomplex te bewonderen waar de slaven, vers uit Afrika aangevoerd maar vaak doodziek of geestelijk ingestort, werden opgeslagen tot ze verkocht konden worden. Dit gebeurde tot ca. 1850. Er staat tegenwoordig een laagje water in, en je kunt over een aantal drijvende platen door de gangen lopen. Het water, de gewelven en de verlichting zorgen voor een onwerkelijke sfeer.
De Afrikaanse slaven werden in Brazilië vooral in het Noordoosten langs de kust aan het werk gezet, met Salvador als middelpunt. Daarom is de gemiddelde huidskleur in Zuid-Brazilië veel lichter dan in het Noordoosten. In het Zuiden, waar ikzelf ben opgegroeid, zijn de mensen een mengeling van Portugezen, Italianen, Duitsers, Polen, Oekraïners, Witrussen, Hongaren, Libanezen, Nederlanders, Japanners en Indianen. Als je vanuit het Zuiden langs de kust richting het Noorden trekt wordt de huidskleur langzaam donkerder. Hierdoor verandert ook het eten, de muziek, de beleving van godsdienst, de hele cultuur. Omdat in de tijd van de slavernij de boeren die genoeg geld hadden om slaven te kopen vooral langs de kust woonden – in het binnenland was alles een stuk armer – zie je als je van Salvador richting het binnenland trekt het omgekeerde: langzaam neemt het aantal afstammelingen van Afrikanen af en wordt de huidskleur weer lichter. De mensen in de Sertão zijn veelal afstammelingen van arme Portugezen, die geen land aan de kust konden krijgen en dus op avontuur het onbekende binnenland introkken. Daarbij kwamen nog een aantal verdwaalde Fransen, Engelsen en Nederlanders (uit de tijd van de Nederlandse Bezetting, de West-Indische Compagnie olv. Maurits van Nassau). Het waren meestal mannen, die dan verliefd werden op een schone indiane waardoor ze zich na verloop van tijd volledig hebben vermengd met de oorspronkelijke bewoners van de streek. De cultuur is hier dus weer totaal anders dan aan de kust.

Vandaag heb ik mijn laatste duikles. Ik wil de verdronken ruïnes van Canudos filmen, en in de stad liep ik zomaar de leukste duikleraar die er is tegen het lijf. Ik heb deze hele week les gehad, en weet nu al dat dit een van de mooiste dingen is die ik van deze reis over zal houden.

Canudos
Vorige week was ik 3 dagen in Canudos. Op 5 oktober werd daar herdacht dat precies 110 jaar geleden de vrijstaat van Antônio Conselheiro door het Braziliaanse leger werd overmeesterd (1897), na een strijd die bijna een jaar had geduurd. De laatste mannen die zich overgaven werden onthoofd, en de vrouwen en kinderen werden door de soldaten als souvenir meegenomen, om te dienen als huisknechtje of prostituee. Nog diezelfde dag werd Canudos huis voor huis met de grond gelijkgemaakt en platgebrand.

De reis naar Canudos duurt ongeveer 10 uur. Je stapt uit de bus en staat in een stoffig vierkant dorpje, 8 straten breed bij 8 straten diep. Dit is het Derde Canudos. Het Eerste Canudos was het dorp waar Antônio Conselheiro met zijn gevolg neerstreek, en wat onder zijn leiding uitgroeide tot een grote stad. Na de oorlog kwamen een aantal overlevenden – mensen die ontkomen waren, en een deel van de vrouwen die door het leger meegevoerd waren – terug en werd het Tweede Canudos gebouwd. Dit dorp verdween in 1969 onder het water toen de stuwdam werd voltooid. De bewoners verhuisden naar een nieuw dorp aan de rand van het stuwmeer: het Derde Canudos.

Mijn bezoek van vorige week aan Canudos was maar kort, en diende vooral om een paar mensen te spreken, een aantal dingen te regelen, en om de herdenking bij te wonen. Overmorgen, maandag de 15de, haal ik Susanne op van het vliegveld (zij is op dit moment nog in Nederland). We blijven dan nog een aantal dagen in Salvador, en hopen dan terug te gaan naar Canudos.

Ik wens jullie allemaal een paar goede weken tot de volgende Nieuwsbrief.
Pas op julliezelf! Dan zal ik het ook doen.

Mendel

P.S. Ik kwam tot de verassende ontdekking dat er een Nederlandse journalist in de Sertão is. Hij verzamelt informatie voor een boek dat hij over Canudos wil schrijven. Zijn naam is Hans Bleumink. Ik ken hem niet, weet ook niet waar hij nu is of hoe hij te bereiken is, maar heb op internet gelezen dat hij hier is. Er staat zelfs een foto van hem bij: LINK. Als iemand van jullie, lezers, hem kent en weet hoe ik met hem in contact zou kunnen komen, dan hoor ik dat graag!

Afgelegde afstand
bus
lopen
lifttram
vliegtuig
ferry-boat

totaal

1.300 km
190 km
2,4 km
9.200 km
42 km
10.734,4 km
This entry was posted in Nieuwsbrieven. Bookmark the permalink.